Op 1 juli maakte ik een ongelukkige smak op de tegelvloer, liep vier breuken in mijn linkervoet op en werd tot mijn knie in het gips gezet. Daarnaast heb ik de ziekte van Charcot marie-Tooth, een progressieve neuromusculaire ziekte waarbij o.a. de lange zenuwbanen langzaam steeds verder kapot gaan en afsterven en de spieren eromheen ook.
Rust als in niet bewegen brengt weinig goeds voor mensen met CMT. De spierkracht van aangedane lichaamsdelen en conditie gaan een stuk sneller achteruit dan bij relatief gezonde mensen al het geval. Het terug revalideren duurt dan weer tig keer langer. Dus toen de orthopeed en gipsmeester mij begin juli tot de knie in het gips wilde zetten, stelde ik een gipsschoen of brace voor. Ik had dit met foto’s en uitleg bij een orthopedisch kliniek gespecialiseerd in CMT gezien.. Daar wordt zoveel mogelijk met slechts een gipsschoen of brace gewerkt om zoveel mogelijk flexibiliteit en bewegelijkheid te behouden.
Tot mijn verbijstering werd de orthopeed direct boos. Stelde onwaar dat in heel Nederland niemand met een gipsschoen zou worden behandeld. Vroeg even boos waarom ik informatie op had gezocht (Joh, dat doen mensen met zeldzame ziekten wel eens). Werd bijna nog bozer op de SEH omdat ze daar meerdere opties en ook een operatie – de reden dat ik alvast was gaan zoeken naar informatie – hadden besproken (wat ik persoonlijk een nogal normale gang van zaken vind). Toen na wat geharrewar duidelijk werd dat dit gesprek nergens heen ging, overtuigde hij me dat ik gips tot de knie nodig had voor stevigheid van de enkel. En laten we eerlijk zijn, ik had niet zonder gips of iets het ziekenhuis uit kunnen lopen. Verder mocht ik de eerste drie weken niets doen behalve “Pootje omhoog” en “Rust, rust, rust”.
Na zes weken gips gaf ik al aan dat mijn benen en knieën erg verzwakt waren, de enkels leken gek genoeg het minst verzwakt te zijn. Dat hoorde niemand. Waarna ik vol enthousiasme een airwalker kreeg aangemeten waar ik ‘lekker mee kon lopen’. In een week of zes zou ik wel weer prima op de been zijn, na drie maanden was ik toch wel weer de oude.
Het herstel van de voet ging wat trager dan gemiddeld maar okee, na vijf weken ging de zwelling er af en nog eens vijf weken verdwenen eindelijk de bloeduitstortingen rondom mijn voet. Het terug gaan lopen ging en gaat echter nog steeds bijna nergens heen.
Een ruime week terug had ik een vervolgafspraak met de orthopeed. Voor controle maar vooral om een mogelijk traject voor orthopedische schoenen te bespreken. Iets wat eerder niet lukte door complicaties maar ook dat hoort de man niet. Iets wat bovendien totaal geen nut heeft sinds ik nog niet eens normaal door de ruimte kan lopen. Dus had ik de afspraak omgezet in een telefonische afspraak. Toen ik had uitgelegd dat ik nog lang niet gerevalideerd was, hoorde ik de onrust en onzekerheid in zijn stem. Onderstreept door voor hem ongebruikelijke, lange stilte aan zijn kant van de lijn. Tot hij plots de oplossing zag: hij wilde me over de schutting van de revalidatiearts gooien. Dat leek mij gezien alle problemen waarin ik inmiddels dreig te verdrinken een uitmuntend plan. Ik moest wel nog even melden dat hij me naar mijn revalidatiearts moest verwijzen. Want ook mijn frequent vragen contact op te nemen met mijn revalidatiearts was alle keren in dunne rook de kamer uit gevlogen.
Gelukkig vond mijn revalidatiearts de verwijzing met slechts de vermelding ‘schoenentraject’ nogal merkwaardig en kon ik door geluk na twee dagen een telefonische afspraak van een half uur krijgen (de wachtlijst is drie maanden). En natuurlijk, in dat gesprek kreeg ik mijn eigen ideeën terug voorgeschoteld. Gips tot de knie is in geval van een neuromusculaire ziekte niet het beste idee en een gipsschoen of brace was verstandiger geweest. Het advies” rust, rust, rust” heeft de boel nog een tandje erger gemaakt en bovendien ook mijn ‘goede’ been flink achteruit doen gaan. En sowieso doen patiënten zoals ik bij ongevallen of ziekte zoals covid ‘een flink jasje uit’. Het is volgens hem eigenlijk al knap dat ik stukjes ‘loop’ en oefeningen doe maar ik zal nog wel een lange tijd bezig zijn.
Dus zal ik nu zelf nog een tijdje aanmodderen en zal ik half januari volgend jaar me helemaal laten bekijken door de revalidatiearts. Indien ik dan een beetje uit de voeten kan, anders wordt de afspraak nog wat verder verzet. Gaat er iets mis kan ik ondanks de wachtlijst overigens eerder terecht, ik ben weer tot ‘speciaal geval’ gelabeld.
Hoewel ik al naar revalidatie terug wilde voor ik mijn voet brak, hij een van de weinige artsen is waar ik tomeloos vertrouwen in heb en ik enigszins gerust ben gesteld dat ik nu nog niet naar buiten of een trap op huppel, voel ik me er verder ontzettend klote onder. Tenslotte is de orthopeed nummer zoveel die me niet zag staan en weigerde drie seconden naar me te luisteren. Is er daardoor weer een foute beslissing genomen. En ben ik daar weer en onnodig door gedupeerd. Nee, ik ga er allemaal niet dood aan. Maar ik doe nog steeds alles zittend vanuit een hoog-laag bed omdat ik meestentijd nog niet van de bank af op kan staan. Ik kan nog steeds niet douchen of bij het wasrek, de kledingkast en mijn spullen boven. Geen wandeling met de hond maken en zelfs beneden heb ik hier en daar de rolstoel nog nodig omdat ik anders onderuitga. Het lopen wat ik doe gaat wankelend, moeizaam, pijnlijk met eigenlijk te veel risico op vallen. De zomer is compleet aan me voorbijgegaan. Het is soms ontzettend deprimerend.
Vooral hoor ik de stemmen uit mijn traumatische verleden. De ‘je stelt je aan’, ‘je doet niet genoeg je best’, ‘je kan het wel als je maar wil, waarom wil je het niet?’, ‘het is je eigen schuld’, ‘wat ben je toch een ontzettende minkukel’, ‘je bent alleen maar tot last’. Rationeel weet ik wel dat het niet waar is, dat ik niet naar ze hoef te luisteren, dat het niet mijn schuld is en dat ik snoeihard mijn best doe. Maar toch, de stemmen zijn luid en zelfs het negeren is uitputtend.
Jawel. Wanneer ik me opnieuw heb ingesteld op trager herstel en langer volhouden zal ik mentaal wel weer op krabbelen. Alleen nu even niet. U zal me deze dip vast wel gunnen.
Category: Oud zeer Page 1 of 5
Vijf weken geleden maakte ik een wat rottige val, bleek ik een gebroken teen, een verwijding van het Lisfranc gewrichtje en drie breuken in de middenvoetsbeentjes op te hebben gelopen en ben ik tot de knie in het gips gezet. Omdat ik al met een neuromusculaire ziekte kamp en mijn enkelspieren zonder gips wel genoeg verzwakt zijn, vroeg ik aan de orthopeed of misschien een gipsschoen mogelijk was. Mijn inziens redelijk bizar stelde hij dat ‘in heel Nederland niemand met een gipsschoen’ behandeld zou worden en dat ik dit niet op de site van een kliniek gezien kon hebben.
Enige tijd later bekeek ik mijn dossier in Mijn-Ziekenhuis, zag de brief van de spoed naar de huisarts. en zag daar onder ‘voorgeschiedenis’ als eerste staan “Mogelijk vernauwing in een kransslagader. Zou met ziekenhuis X besproken worden maar patiënt heeft op eigen verantwoording het ziekenhuis verlaten”.
Buiten dat het sowieso al vreemd is dit gegeven in een brief over een gebroken voet te melden, is het niet waar of geeft minstens een zeer verkeerde indruk. Om gegronde redenen (trauma, ook al door zo’n waardeloos raar vooroordeel van een arts veroorzaakt), in goed overleg met de nodige medicijnen en adviezen heb ik inderdaad op eigen verantwoording het ziekenhuis verlaten. Om dagen later contact te hebben met ziekenhuis X, daarnaast contact te hebben met drie verschillende cardiologen van mijn eigen ziekenhuis waarna er een ander pad met uitgebreide onderzoeken is uitgestippeld die ik allemaal uiteraard braaf ondergaan heb. Alle uitslagen waren goed, er volgden bovendien nog eens twee controle momenten waarna ik terug verwezen ben naar de huisarts. Klinkt toch beduidend anders dan de zin in de brief die suggereert dat ik een of andere idioot zou zijn die uit het ziekenhuis is weggelopen zonder welk vervolg dan ook.
De orthopeed heeft voor ik binnen kwam deze brief gelezen. En nee, ik kan het niet bewijzen. Maar ik schat in dat de orthopeed na het lezen van de brief gedacht heeft dat ik een idioot zou zijn die youtube filmpjes kijkt en niet naar artsen zou luisteren. Dat het goed was zo kort mogelijk door de bocht tegen me te zijn, voor het geval ik zonder gips het ziekenhuis uit zou ‘lopen’. Een verkeerd inzicht waardoor hij niet meer naar mij, zijn patiënt luisterde en zelfs onzin ging uit zitten kramen.
Wellicht denk je dat het niet zo belangrijk is, een beetje meer of minder gips. Ik heb echter na vijf weken al flink problemen in het hele been en voel/merk dat de knie en enkel erg verzwakt zijn. En waar gezonde mensen na zulk gips al enige tijd moeten revalideren, duurt dat bij mij nou eenmaal aanmerkelijk langer. Met het risico dat ik niet helemaal op het oude niveau weet terug te komen. Dat twee bekenden van ons korte tijd later hun voet braken en zelfs geen gips maar een brace/schoen om kregen, maakt het er niet beter op.
Buiten dat scheurde deze opmerking mijn grootste trauma goed open. Artsen hebben veertig jaar op elkaar en vooroordeel gevaren. Verwijzingen, brieven en notities stonden altijd weer bezaaid met dit soort vreemde, suggestieve of onware stellingen. Ze vergaten allemaal naar mij te kijken en te luisteren waardoor een neuromusculaire ziekte en een invaliderend vitaminetekort tot mijn veertigste zijn aangezien voor aanstelleritus, aandachttrekkerij en Münchaussen. Ik veertig jaar geen flinter zorg heb gekregen. En mijn gezondheid en leven vele, vele malen meer permanent verziekt zijn dan had gehoeven. Al die tijd heb ik moeten vechten tegen en overleven ondanks de zorg. Ik had niet gedacht dat het me al dan niet in mildere vorm nogmaals zou kunnen overkomen…
Staartje: mijn hele dossier bleek een gevaarlijke puinzooi te zijn en inmiddels krijg ik van het Patiënten Service Bureau hele fijne hulp om dit terug in orde te krijgen. Het gips mag er als het goed is volgende week af gelukkig. Met de voet lijkt het goed te gaan, ik kan het zonder pijn belasten. Verder is het afwachten hoe het met de spieren gaat en hoe snel ik weer op de been geraak.
Weet u nog dat ik de tandarts niet kon betalen? Dat heeft me inmiddels flink ingehaald.
Een brede lach liet een prima gebit zien en poetsen, stoken, ijsjes of hard voedsel eten, het was allemaal geen probleem. Er was ooit een klein stukje vulling afgebroken in een van de achterste kiezen maar daar was niets van te merken. Tot dit jaar ineens twee vullingen spontaan uit mijn kiezen vielen. We maakten een afspraak bij de tandarts en in de twee weken die we daarop moesten wachten, vielen er nog eens twee vullingen uit. Een nog geen twee uur voor ik op weg kon naar de tandarts.
Nu ken ik relatief veel mensen met gebitsproblemen en bij allemaal kon tegen fixe betaling vrijwel alles gerepareerd worden. Ik maakte me dus meer druk over de kosten dan onoverkomelijke problemen.
De schock was dan ook groot toen de tandarts na twee fotootjes uitsprak dat zes kiezen verdeeld over links-rechts, boven-onder niet meer te redden zijn en zelfs zo ver heen dat ik voor extractie naar de kaakchirurg moest. Ow en vier gaatjes. Dat ik even tussendoor geduwd was en na de mededeling snel buiten stond, maakte het er niet beter op.
Een afspraak maken bij de kaakchirurg bleek nog niet zo snel te gaan. Wachttijd voor een intake: drie maanden. Wachttijd na de intake voor de eerste handeling: nog eens drie maanden. Ja ik kon wel bij een andere praktijk terecht, de volgende dag al, maar die staat baggerslecht bekend en is niet gecontracteerd dus veel zelf betalen. Ik ben wel getraumatiseerd en bang genoeg voor de zorg zonder er vrijwillig een slechte ervaring aan toe te voegen.
Er was een soort van geluk, er viel een afspraak uit waardoor de intake na vier weken kon plaats vinden. Scheelt toch twee maanden. De kaakchirurg bleek een sympathieke, begripvolle man maar bezorgde me per ongeluk de volgende schock. Nadat tandartsen mij tot mijn 52e ervan hebben verzekerd dat ik gezegend was zonder verstandskiezen door het leven te gaan, zagen we hier ineens links onder als rechts onder een verstandskies op de overzichtsfoto. En natuurlijk, doordat ik zoveel kiezen ga verliezen, is de kans groot dat die verstandskiezen problemen gaan geven en moeten die er ook uit.
De verklaring hoe het kan dat zes kiezen tegelijk tot in de wortel zijn uitgehold: lekke vullingen. Niet toevallig vullingen die door dezelfde tandartspraktijk (waar ik inmiddels niet meer bij ben) zijn geplaatst trouwens. Maar goed, was ik eerder op controle gegaan, was de schade waarschijnlijk beperkter geweest.
Nu zit ik te wachten tot de boel gesloopt wordt, pas in juli ben ik aan de beurt. Of het een goede keuze is, zal nog moeten blijken. We hebben afgesproken onder lokale verdoving alle kiezen in een keer eruit te halen. Omdat het zo lang duurt, ga ik volgende week maar naar de tandarts om alvast de gaatjes te laten doen. Hopelijk komen er geen verrassingen bij.
Heel eerlijk ben ik er doodongelukkig onder. Ik heb al bakken met ziektes en beperkingen. Kon al weinig gevarieerd eten door een histamine intolerantie. En nu zonder kauwvermogen is er nog maar weinig over dat ik behoorlijk naar binnen kan werken. Het wachten duurt bovendien gewoon te lang. Was ik de eerste weken na de intake nog best positief, ga ik er nu steeds meer tegenop zien en klopt oud trauma steeds vaker aan.
Eigenlijk kan ik het ook niet goed bevatten. Al kauw ik nu niet met mijn kiezen uit angst dat er iets verder afbreekt, ik wel pijn of problemen krijg en het dan spoed wordt, in feite ervaar ik nog steeds geen problemen. Zelfs niet wanneer ik meerdere keren per dag goed in de gaten poets waar de vullingen uit zijn gevallen.
Hoe ik me er ook over voel, het zal toch moeten gebeuren. Voor u lezers: ga asjeblieft zoveel je kan op controle bij de tandarts. Blijkbaar hoef je niets te merken terwijl je kiezen vergaan.
Kort intro omdat anders het relaas onnavolgbaar wordt. Ik ben behept met ziekte van Charcot Marie-Tooth (CMT) type 2. In Nederland frequent Hereditaire Motorische en Sensorische Neuropathie type 2 genoemd, in mijn medisch dossier, spreekkamer en volksmond afgekort tot HMSN. Bij type 2 sterven de lange zenuwbanen (voeten, benen en handen, armen) langzaam steeds verder af, daardoor de spieren er omheen ook met soms verstoorde signaalwerking van en naar de hersenen. Bepaalde medicijnen gaan niet (goed) samen met deze ziekte. Verder kan ik niet plat stil liggen omdat ik binnen minuten verga van de pijn en er heftige stuipen in mijn benen optreden.
Daarnaast heb ik een ernstige complexe post traumatische stress stoornis door 35 jaar trauma in en door de zorg.
In maart 2019 werd ik in de middag vanwege een vermoedelijk klein hartinfarct met een ambulance naar de Eerste Hup van het ziekenhuis gebracht, Er ging daar al een en ander mis maar goed, tegen half tien ’s avonds werd ik naar de hartbewaking gebracht. Niet omdat ik er zó ernstig aan toe was maar om het simpele feit dat er op geen enkele afdeling een bed beschikbaar was. Direct kreeg ik medicijnen waarvan ik bij een middel in mijn anamnese al aangegeven had dat ik die niet mag/kan hebben. Daarnaast mocht ik niet van de apparatuur af even het bed uit om naar het toilet te gaan of even te bewegen. Niet omdat dit gevaarlijk zou zijn maar omdat ik nu eenmaal op de hartbewaking was gelegd en mensen daar niet uit bed mogen. Protocol boven de patiënt dus. Gek genoeg kreeg ik de opvolgende dagen ook geen fysiotherapeut aan bed zodat ik enigszins zou bewegen. De verpleging liet me op een gegeven moment stiekem uit bed zolang ik dat aan niemand zou vertellen en er geen arts in de buurt was, dan zou ik de verpleging in de problemen brengen.
De volgende ochtend kreeg ik voor de tweede maal de medicijnen aangeboden die ik niet mag/kan hebben. Een paar uur later zeilde een cardiologe binnen. Ze was sterk geërgerd dat ik de medicatie weigerde, die moest ik volgens haar gewoon in gaan nemen. Mijn uitleg waarom ik ze weigerde, luisterde ze duidelijk niet naar. Ze vervolgde niet op basis van mijn testuitslagen maar op basis van de kamer waar ik maar even was geparkeerd, dat ik er ernstig aan toe zou zijn en elk moment een zwaarder hartinfarct kon krijgen waar ik dood aan zou kunnen gaan. Dat ik door de verpleging al was ingelicht dat het weliswaar serieus was maar relatief allemaal erg meeviel, ergerde haar duidelijk nog meer. Na de mededeling dat ik dit zeer serieus moest nemen, gaf ze aan dat ik een hartkatheterisatie moest ondergaan. Naar haar overtuiging zou er ook gedotterd en verschillende stents ingebracht moeten worden. Ze gaf aan dat ik of hier in het ziekenhuis een katheterisatie kon krijgen maar bij gebrek aan hart-longmachine (als er iets mis gaat) ze niet zelf mochten dotteren en stents in zetten. Ik zou dan een tweede maal een katheterisatie moeten ondergaan in een ziekenhuis verderop. Alles kon in in een keer als ik me naar België zou laten vervoeren. De vraag aan mij was of ik dat vergoed zou krijgen van de verzekering. Dat ik dat zo uit mijn hoofd niet wist, maakte de cardiologe boos. Ik probeerde nog wat informatie te krijgen over de ingreep maar ze gaf aan dat mijn moeder dood gegaan zou zijn aan hartproblemen en ik dus goed op de hoogte zou zijn van wat er op stapel stond. Dat dit niet waar is – mijn moeder kreeg enkele hartstilstanden na een zeer risicovolle, acht uur durende operatie voor blaaskanker en is een jaar later aan de gevolgen van blaaskanker, complicaties en chemo overleden – ontkende mevrouw de cardiologe. Mijn uitleg dat ik meende dat katheterisatie via de lies in mijn geval gevaarlijk zou zijn omdat ik niet plat kan liggen en stuipen krijg, werd eveneens totaal genegeerd. Met een snauw dat ik moest uitzoeken wat mijn verzekering wel en niet zou vergoeden en dat ik de volgende dag mijn keuze bekend moest maken, holde ze de kamer uit. Niet alleen mij maar ook de verpleegster in de kamer in totale verbijstering achterlatend. Volgens deze verpleegster had de cardiologe uit moeten zoeken wat ik wel en niet vergoed zou krijgen, had ze beter naar me moeten luisteren en me meer moeten informeren. Met een nerveus lachje probeerde ze me op te peppen dat ik de volgende dag vast de kans zou krijgen toch wat beter te overleggen. Daar geloofde ik niet zo in. Te meer omdat de verpleegster een kwartier later mijn kamer in kwam met voor de derde keer de medicatie die ik niet mag/kan nemen. Voordat ik iets kon zeggen, vertelde ze dat ze het wel voor me weg zou gooien. De andere medicatie kreeg ik de labels bij zodat ik zelf op kon zoeken of ik ze wel of niet kon nemen. Het gaf een beetje troost dat de verpleging me in elk geval wel gewoon geloofde en zag staan.
Dag 3 zwaaide de cardiologe weer binnen. De ergernis voorbij en al ronduit boos snauwde ze me toe dat ik die medicijnen gewoon mocht hebben en ‘moest’ innemen. Blijkbaar was verder elke keus van de baan en mij verzekering niet meer van belang, ze vervolgde dat ik die ochtend een echo en die middag een hartkatheterisatie zou krijgen. Opnieuw gaf ik aan me zorgen te maken om katheterisatie via de lies met de vraag of het via de pols zou kunnen. Ze vond het maar onzin, verloor haar beheersing en … toen kwam de aap uit de mouw. Ze had de term HMSN in mijn dossier zien staan maar had zo snel geen neuroloog er bij kunnen vinden. En had daarom geconcludeerd dat HMSN niet bestond maar een term zou zijn die ik met een alterneut zelf verzonnen zou hebben. “Het lijkt op HSP he, die hoog gevoeligheid onzin”. Alsof de stupide ontkenning van de HMSN niet erg genoeg was, wierp ze me ook in het gezicht dat ik in mijn leven nog nooit een neuroloog gezien zou hebben. Met ingehouden woede – ik ben immers compleet afhankelijk van haar zorg – legde ik uit dat HMSN wel degelijk bestaat, dat ik maanden onderzoeken heb gehad om het vast te stellen, dat ik niet een maar twee neurologen heb waarvan er een bij haar verderop in de polykliniek zit en er een heel revalidatieteam aan te pas is gekomen. Ze kon vanaf mijn kamer de revalidatiearts door het raam in zijn spreekkamer zien zitten. Onder het mom dat zij ‘dat toch niet kon raden’(serieus???) deed ze het af als iets waar ik niet zo moeilijk over moest doen. Met de katheterisatie via de lies zou het volgens mevrouw wel loslopen en als ik me erge zorgen maakte, moest ik het maar met de onderzoekend cardioloog bespreken. Toen ik haar aansprak op onvoldoende en bar slechte communicatie, legde ze de schuld bij mij neer en onder die woorden liep ze midden in het gesprek weg.
Inmiddels zat ik rillend van de stress in een post traumatische stress golf. Net als de eerste veertig jaar van mijn leven werd ik niet gezien, niet gehoord, werd geen woord serieus genomen en werd ik in gevaarlijke situaties gebracht. Maar ja, de wereld draaide gewoon door. De echo werd uitgevoerd met positieve uitslag en daarna werd ik naar een afdeling gereden. Die middag kreeg ik rustgevende medicatie voor de katheterisatie, met de verzekering dat de cardiologe het goed had uitgezocht en ik dit écht heus mocht en moest nemen. Na drie keer vragen wat het precies was, bleek me een middel uit de benzodiazepinen groep voorgezet te zijn. Een middel wat ik niet meer mag hebben omdat ik eerder van een halfje twaalf uur bijna volledig verlamd ben geraakt en van een hele wellicht dood zou gaan. Het was een van de griezeligste ervaringen in mijn leven en dat ik gewoon gepushed en belogen werd om dit middel te nemen, maakte de situatie er beslist niet beter op. De medicijnen gooide ik weg maar de doodsangst zat al in mijn brein gekropen.
Enige tijd later werd ik naar de OK gereden. Daar werd ik opgevangen door twee assistentes – een vriendelijke en een akelige – die zonder meer mijn lies wilden voorbereiden. Ze hadden geen informatie doorgekregen, luisterden ook niet naar mij en een gesprek met de onderzoekend cardioloog was volgens hen niet mogelijk. Pas toen ik uit bed probeerde te klimmen met de mededeling dat ik in mijn onderbroek het ziekenhuis uit zou lopen, belden ze toch maar de onderzoekend cardioloog.
Bij binnenkomst werd mijnheer door een van de assistentes apart genomen. Door de stofdichte maar niet geluidswerende deuren hoorde ik haar zeggen “Mevrouw denkt allemaal hele rare dingen te mankeren en maakt zichzelf daar bang mee.” De cardioloog kwam daarna binnen, kwam tegenover me zitten, keek me medelijdend aan alsof ik volkomen idioot was en zei ‘u bent een beetje bang begrijp ik’. Met zestien-nul achter moest ik het gesprek starten met “Ik denk niet dat ik allemaal rare dingen mankeer, ik mankeer een aantal dingen die enige beperkingen met zich mee brengen. En niemand lijkt me te horen.”
Je zou denken dat het voldoende was voor een goed gesprek maar nee. Er volgde een baggerdiscussie van een ruim kwartier en opnieuw dreiging dat ik in mijn ondergoed het ziekenhuis uit zou lopen, voor de cardioloog zuchtend de assistente verzocht in mijn medische dossier te kijken. Nogal schofferend was er verbijstering alom dat de term HMSN inderdaad in mijn medische dossier stond. Dat bleek niet voldoende, de volgende opdracht was opzoeken of de ziekte wel echt bestond en niet door mij gefantaseerd was. Nogmaals volgde verbijstering alom dat ze ziekte werkelijk bestaat en ernstig is. Toch gaf ook dat me nog steeds geen krediet blijkbaar. Er moest worden opgezocht of de door mij gemelde beschrijving, symptomen en complicaties wel echt bij de ziekte hoorde. Dat was niet zo een-twee-drie te vinden dus werd mij gevraagd een aantal sites ter bewijs te geven. Ik vroeg waarom ze me met alle geweld als pathologische leugenaar beschouwden en of ze gewoon hun gezonde verstand konden gebruiken. Immers dat kapotte en afgestorven zenuwbanen en spieren pijn en stuipen kunnen geven, is bepaald niet heel vreemd. Pas toen volgde er enigszins een normaal gesprek. Er werd besloten om de katheterisatie via de pols te proberen. Indien dat niet lukte, zou ik niet verder gaan en moest er maar een andere oplossing gezocht worden.
Inmiddels compleet over mijn toeren, doodsbang, klem in een post traumatische stress storm werd alles voorbereid. En net toen ik dacht dat het in elk geval niet nóg erger kon worden, bleek dat prima wél te kunnen. Terwijl de kamer donker was, iedereen verpakt zat in maskers, brillen en plastic afscherming en mijn hoofd en arm waren vast geklemd, bedacht de cardioloog dat ik gezien de gang van zaken niet geïnformeerd zou zijn over de risico’s van de ingreep en ook geen toestemming had verleend. Iets dat verplicht is. Dus boog hij zijn lippen naar mijn oor en ratelde een rits risico’s af die allemaal eindigen in ‘dood’ en sloot af met de vraag of ik het had begrepen en toestemming gaf. Ik had niets begrepen, zweefde half buiten mijn lichaam in de overtuiging dat ik dood zou gaan maar had niet het idee dat ik nog terug kon. Dus fluisterde ik maar ja.
De katheterisatie heb ik als een grote, traumatische nachtmerrie ervaren. De eerste verdovingen sloegen niet aan, er moest vijf maal geprikt worden voor het lukte een ader in te komen, de cardioloog was inmiddels wat onzeker iets fout te doen of te missen dus nam langer de tijd dan normaal. De kloterige assistente die me duidelijk nog steeds een idioot vond, was degene die mijn hoofd stil moest houden en me ‘gerust’ moest stellen. Dat deed ze door voortdurend te roepen ‘owww het gaat mis, dat moet u natuurlijk weer overkomen, wat erg voor u, wat erg voor u’. Ik weet niet hoe het met u is maar ik ken niemand die daar gerust gesteld van raakt. De verpleging had met klem geadviseerd van te voren iets te eten maar dat leverde een golf van misselijkheid en neiging tot kokhalsen op toen er contrastvloeistof werd ingespoten. Dat kon en mocht natuurlijk niet met een katheter bij het hart en de akelige assistente vond het een goed tijdstip om een discussie te starten waarom ik had gegeten, vertelde dat ik dat niet had moeten doen en nog wat gemor en geblaat. De cardioloog wilde me tegen het einde een plezier doen door alvast te vertellen dat mijn aderen en hart er prima uit zagen en er geen vernauwing te zien was. Ik kon nog benauwd uitbrengen dat hij moest stoppen met praten omdat ik anders in huilen uit zou barsten. Geschrokken haalde hij de katheter uit mijn aderen waarna ik van opluchting, stress, verwardheid, verdriet en meer in huilen kon uitbarsten.
Het allerergste was voorbij maar daarmee was het niet afgerond. De cardioloog vertelde nogmaals dat aderen en hart er echt prima uit zagen, precies mijn leeftijd. Er was zelfs geen littekenweefsel op mijn hart gezien geweest. Hoewel ik alleen maar dolgelukkig was dat dit betekende dat ik geen tweede katheterisatie zou moeten ondergaan, was het natuurlijk het beste nieuws wat ik kon krijgen. De vriendelijke assistente die mee had gekeken, verzekerde me in de lift nogmaals dat alles goed was. Ze had vanwege de nare situatie voor mij extra goed opgelet en meegekeken en hetzelfde positieve resultaat gezien als de cardioloog. De zaalarts een uur later gaf echter aan dat er wel een kleine vernauwing was gezien maar goed, niet ernstig genoeg om iets mee te moeten doen. De volgende dag veranderde dat. Blijkbaar had de cardioloog een tweede keer het filmpje gekeken en plots vernauwing van 50% gezien. Ik zou opnieuw een katheterisatie moeten ondergaan in een ziekenhuis verderop. Omdat de wachttijd daarvoor drie weken was en ik volgens het ziekenhuis ‘elk moment een volgend en deze keer fataal hartinfarct’ zou kunnen krijgen, moest ik deze drie weken in dit ziekenhuis verblijven. Op dat moment durfde ik nog een katheterisatie niet aan en overtuigd dat ik gedurende een verblijf van drie weken een volgend hartinfarct van de stress zou krijgen, ben ik op eigen verantwoording weg gegaan. Overigens is de tweede katheterisatie er nooit gekomen maar kreeg ik andere onderzoeken. Allen lieten niets aan vernauwingen of schade zien.
Nu was ik daar weg maar nog hield het niet op. Ik kreeg nieuwe medicatie mee waarmee ik binnen twee dagen terug op de Eerste Hulp belande, deze keer met intense neurologische klachten. Men schrok zich rot maar kon het niet verklaren. Enige dagen later vertelde de apotheker dat de medicatie experimenteel was voor mensen met neurologische aandoeningen, dat er veel problemen werden gezien en het beter niet voorgeschreven had kunnen worden. Hij was er erg door gefascineerd, ik was behoorlijk pissig. Uiteindelijk heb ik het maar vier dagen geslikt maar nog anderhalf jaar(!) last gehouden van neurologische klachten. Ik had verder na de katheterisatie nogal luid en bot aangegeven de eerste cardiologe nooit meer aan mijn bed te willen zien. Dat was geen probleem omdat door hoe men georganiseerd is, ik toch al aan een andere cardioloog toegewezen zou worden. Alleen, dat gebeurde niet. Ondanks een tot tweemaal per week bellen, kon er drie maanden lang geen afspraak voor me gemaakt worden bij welke cardioloog dan ook. Waarna de administratie me verzocht een klacht in te dienen, dat zou de enige manier zijn om een cardioloog toegewezen te krijgen(!?). Met tegenzin heb ik de klacht ingediend. Waarna ik in de feedback en passant werd beschuldigd van racisme. Ik zou een cardiologe hebben geweigerd omdat ze Aziatisch is. Verbijsterend. Niet alleen omdat ik niet racistisch ben en gewoonweg geen afspraak had kunnen maken met wie dan ook. Ook omdat ik naar mijn eerdere cardioloog terug had gewild, dat meermaals had aangegeven en deze eveneens en onmiskenbaar Aziatisch is(!).
Ruim vier maanden heb ik hier angstig op de bank doorgebracht met neurologische klachten en bijwerkingen die ik niet kon bespreken. Omdat ik geen cardioloog en dus geen zes weken controle had gekregen, mocht ik ook niet aan hartrevalidatie beginnen. Uiteindelijk lukte het een afspraak te krijgen met de Aziatische arts maar het gesprek was natuurlijk niet fijn met een vrouw die is wijs gemaakt dat ik een racist zou zijn. Ik was ook even in haar lunchpauze geduwd omdat ik anders nog eens vier maanden had moeten wachten. Bovendien luisterde ze niet naar me, blijkbaar heerst dat op die afdeling. Tot slot bleken al mijn medicijnen die niet met cardiologie te maken hebben, aangepast te zijn naar verkeerde merken en verkeerde doseringen. De huisarts heeft het met veel moeite in orde moeten brengen, in vertrouwen vernam ik dat de eerste cardiologe from hell de aanpassingen anoniem had gedaan . Kinderachtige wraak neem ik aan, er is geen andere reden om een puinzooi van mijn medicatie te maken.
Uiteindelijk heb ik het opgegeven. Ik wilde me bezig houden met herstel en niet met klachtenprocedures die toch niets meer zouden doen. Dus zodra ik naar een cardioloog kon, heb ik de klacht ingetrokken. Hartrevalidatie werd na vier maanden niet meer ingezet, te laat. Bovenal was dit een trauma teveel in mijn leven. Ik ben telkens opgekrabbeld, ik heb telkens met bloed, zweet en tranen weer wat vertrouwen in de zorg op kunnen bouwen maar dit keer was het teveel. Uiteindelijk heb ik negen maanden later wel via een omweg een andere cardioloog kunnen krijgen die luisterde en me mee liet denken. Het ging allemaal prima dus ik kon over naar de huisarts en hoefde niet meer terug te komen. Het was nog even hard schrikken toen een week later bleek dat er corona op de polykliniek cardiologie was uitgebroken maar die dans is me toen bespaard gebleven.
Inmiddels vind ik het eigenlijk jammer dat ik de klacht niet heb doorgezet. Niet omdat ik er iets aan gehad zou hebben, ik denk niet dat het me goed gedaan had. Wel omdat men elk straatje heeft leeg geveegd, De brieven in mijn digitale dossier zijn verschillende malen aangepast. Wat er mis is gegaan is verdwenen, het lijkt nu alleen nog alsof ik een rare vrouw ben die zonder reden lukraak medicijnen en ingrepen afwijst, zomaar naar huis is vertrokken en hartrevalidatie (die ik heel erg graag wilde) heeft afgeslagen. Inmiddels is ook mijn lange allergielijst compleet leeg, zou ik geen mobiliteitsproblemen hebben, geen hupmiddelen nodig hebben (nota bene via hun ergotherapeut heb ik hier een rolstoel van de WMO), zijn er belangrijke diagnoses verdwenen en staat er nog steeds gemeld dat ik een vernauwing van 50% in een van mijn kroonslagaderen zou hebben. Dat is gezien alle onderzoekuitslagen die allemaal goed waren nogal onwaarschijnlijk maar goed, in periodes durf ik daar toch niet op te vertrouwen.
En verder? Het is nu vijf jaar geleden dat dit me overkomen is maar het ligt bepaald niet achter me. Nog steeds heb ik flashbacks en nachtmerries er van. Ik ben extreem zorgmijder geworden, mijn vertrouwen in zorgverleners is compleet weg. Na een leven lang trauma en twee acute trauma’s was dit derde trauma er een teveel. Want ook sterke mensen kunnen compleet kapot gemaakt worden en voorlopig hebben de daders glorieus gewonnen.
Hopelijk helpt dit delen me wat met verwerken. Al zal ik nooit begrijpen wat een arts in hemelsnaam bezielt om zonder me nog gezien te hebben, zonder vragen en zonder even googelen te besluiten dat ik een leugenachtig stuk vreten zou zijn. En op basis van een vinger in de lucht het bestaan van een ziekte te ontkennen.
In deze afschuwelijke periode is het natuurlijk not done om kritiek te hebben op ‘onze helden’, de zorgverleners. Than again, je verwacht ook geen tomeloze, destructieve bijna hatelijke campagne tegen een groep patiënten met een verstrekkende, invaliderende en in ernstige gevallen dodelijke ziekte. En hoe absurd het ook klinkt, deze vindt plaats en beleefde afgelopen maand mijns inziens een nieuw dieptepunt.
Deze keer betreft het een editie van het Nederlandse Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG), een vakblad voor artsen in Nederland. Op de website lezen we: “De laatste NTvG van het jaar is een themanummer ter lering en vermaak over ‘medische hypes’; ziektes of therapieën die kortstondig buitensporig veel aandacht trokken. “ Geheel in feestelijke kerstsfeer en om de aandacht te trekken voor de inhoud, is deze cover gebruikt:
In de tijdlijn prijken enige serieuze, vaak invaliderende ziekten, weggezet als ‘hype’. Een ervan – 2010 – betreft de B12-deficiëntie. Of zoals de NTvG het formuleert: “B12 waardebepalingen en – injecties”.
Op de site vinden we eventjes verderop – ook al ter lering en vermaak – een ‘quiz’.
Hier kan iedereen op invullen wat volgens het NTvG de ‘grootste hype’ is geweest. Een van de antwoordmogelijkheden: ‘vitamine B12-bepalingen’. Nooit gedacht dat de ziekte die mij en vele anderen met neurologische schade en schade aan organen heeft achtergelaten alsook de levensreddende behandeling met vitamine B12-injecties zo hilarisch zouden zijn voor artsen.
Na deze opwarmers om in de juiste (lacherige?) stemming te komen, volgt het artikel waar het om gaat. Journaliste en nieuwsredacteur Lara Harmans heeft onder de noemer ‘onderzoeksjournalistiek’ onder andere huisarts, senior wetenschappelijk medewerker bij het Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG) en mede opsteller van de NHG richtlijn diagnostiek vitamine B12-tekort Tjerk Wiersma geïnterviewd. Ze gaat in het artikel direct suggestief van start, met:
Het meisje zat al in een rolstoel, maar dankzij de injecties die hij haar gaf was het steeds beter gegaan met haar en een halfjaar nadat hij de behandelingen was begonnen, kon ze weer lopen. Met deze anekdote was Hajo Auwerda najaar 2019 een opvallende spreker op het congres Praktische Huisartsgeneeskunde in Houten. Zijn publiek, een tiental huisartsen die hadden gehoopt iets bij te leren over vitamine B12, wist duidelijk niet goed wat ze met het Messias-achtige verhaal aan moest.
Let wel. Hier wordt gesproken over een patiënte met een regulier vastgestelde invaliderende ziekte die door behandeling met een door een BIG geregistreerde arts voorgeschreven regulier geregistreerd geneesmiddel (gelukkig) daadwerkelijk geneest, als zou het een “Messias-achtig verhaal” zijn waar artsen niets van kunnen leren. Laat dat even tot u inzinken. Als hier zou staan dat middels chemokuren en bestraling genezen van kanker lijkt op hekserij, zou iedereen het blad waarschijnlijk direct in de prullenbak smijten. Nu we op weg zijn vitamine B12-tekort patiënten belachelijk te maken, wordt het voor dit vakblad voor geneeskunde blijkbaar beschouwd als pakkende inleiding om verder te lezen hoe we de ziekte en alles eromheen vooral niet serieus zouden dienen te nemen.
Het artikel vervolgt in deze stijl. Hoewel duidelijk wordt gemaakt dat er langs de jaren zowel relatief als in absolute aantallen meer vitamine B12 tekort is gediagnosticeerd, wordt interesse er voor geweten aan dr. Google. Patiënten zijn volgens dit artikel voornamelijk ‘drammers’ en mensen waar ‘huisartsen last van hebben’. Artsen die vitamine B12 patiënten diagnosticeren en behandelen worden weggezet als kwakalvers. Helemaal absurd en schofferend is de uitspraak:
Aan die injecties zit natuurlijk ook iets magisch,’ zegt hij; ‘de injectievloeistof lijkt rechtstreeks in de bloedvaten geïnjecteerd te worden en heeft ook nog eens dezelfde kleur als bloed.’ Het is vaker beschreven dat injecties een sterker placebo-effect teweegbrengen dan tabletten, bijvoorbeeld bij artrose van de knie of migraine.
Buiten dat de vloeistof in vitamine B12 ampullen weliswaar rood is maar niet ‘de kleur van bloed’ hebben, de vloeistof in de spier geïnjecteerd dient te worden, wetenschappelijk is aangetoond dat vitamine B12 injecties de meest effectieve en voor velen de enige behandeling is voor vitamine B12 tekort, wordt hier tussen neus en lippen aan artsen gesuggereerd dat dit geneesmiddel een placebo-werking zou hebben. En werkelijk, droomt u er van vloeistof met de kleur van bloed te injecteren? Nee, ik ook niet.
Weinig verwonderlijk eindigt dit artikel met de conclusie dat “de grote scepsis in de reguliere geneeskunde over de blijkbaar voortdurende hype van vitamine B12” gerechtvaardigd zou zijn.
Lara Harmans kreeg mijns inziens zeer terechte kritiek op dit artikel van patiënten als enige artsen. Ze schreef daarop de volgende reactie:
De andere kant van de medaille
In het onderzoek rond het vitamine B12-artikel hebben we gezien dat er veel mensen zijn met klachten die zich geholpen voelen met interventies gerelateerd aan vitamine B12. We hebben de huidige stand van zaken zo zorgvuldig mogelijk geanalyseerd vanuit de beschikbare richtlijnen en gegevens (zie tekst en kaders), als ook mensen gesproken die daar een ander perspectief op hebben. Helaas wilde niet iedereen die we daarvoor benaderden meewerken aan het stuk.
Een werkelijk vitamine B12-tekort kan ernstige gevolgen hebben. Het is echter niet zo dat iedereen die zo’n tekort denkt te hebben, dat ook daadwerkelijk heeft. Dat is de andere kant van de medaille van klachten die vaak aspecifiek zijn. En dat is nu juist wat wij in dit themanummer over ‘medische hypes’ beschrijven. Het laat onverlet dat veel mensen zonder B12-tekort dezelfde lastige aspecifieke klachten hebben, die we ook niet willen ontkennen, maar die een andere aanpak vragen. Lara Harmans, nieuwsredacteur NTvG
Ik meen dat dit een slecht excuus is voor hoe vitamine B12-tekort patiënten bejegend worden. Sowieso zijn er rond elke ziekte mensen te vinden die er angst voor hebben, aan zelfdiagnostiek doen en de zorg overvragen. Zoals er bij elke ziekte wel een arts te vinden is die een afwijkende visie of werkwijze op na houdt. Dat kan niet een reden zijn om een ernstige ziekte te bagatelliseren, zieken te schofferen, artsen als kwakzalvers weg te zetten en een geneesmiddel onder kwakzalverij te scharen.
Er mag bovendien wel eens nagedacht worden over welke consequenties dit soort artikelen hebben voor artsen en nog meer patiënten. Er is een duidelijke en belangrijke reden dat er vanuit artsen, organisaties en patiënten meer aandacht is gekomen voor vitamine B12 tekort. Omdat de kennis over deze ernstige ziekte vrijwel uit de medische opleiding dus uit de spreekkamer verdwenen is. Daardoor de diagnose vitamine B12-tekort te vaak gemist wordt of behandelingen van dat tekort te vaak verkeerd ingezet wordt. Waardoor vitamine B12-tekort patiënten ondanks een goedkoop en 100% effectief geneesmiddel onnodig neurologische schade oplopen, gehandicapt en arbeidsongeschikt raken en er zelfs jaarlijks enkele patiënten overlijden. Een akelige, destructieve ontwikkeling die door dit soort artikelen in stand wordt gehouden. Dat kan en mag toch niet de bedoeling zijn van een vakblad als het NTvG.
Persoonlijke noot. Dit soort artikelen en gedachten hebben zwaar bijgedragen aan wat er in mijn leven zo extreem mis is gegaan. Vooral artsen die achter deze manier van spreken over ziekte en zieken staan, wil ik vragen mijn levensverhaal eens te lezen.
De mensen die mijn levensverhaal hebben gelezen, zullen waarschijnlijk wel begrijpen dat ik ladekasten vol slechte herinneringen in mijn hoofd heb zitten. In de zorg is elke hulp me tot mijn veertigste vol geweigerd en dat mijn omgeving destijds eveneens niet erg hulpvaardig te noemen was, is een understatement. Ik heb zo het grootste deel van mijn leven mezelf moeten zien te redden, in de relatie met mijn ex zelfs eenzamer dan als ik alleen in een hutje op de hei had gewoond. Dat is wel veranderd de laatste jaren maar diep, langdurig trauma haal je niet zomaar uit de mens.
Heel eerlijk vond ik het alleen daarom al ontzettend moeilijk om de crowdfunding actie te starten en bekenden en onbekend om hulp te vragen in de vorm van donaties en delen van de actie. Hoewel ik eerder openhartig over mijn leven heb verteld aan wie het wil lezen, voelde ik me daar nu plotseling erg kwetsbaar mee. Ik was stiekem best bang voor negatieve reacties zoals ik die vroeger zoveel heb moeten incasseren. En ik voelde me gewoon lomp, om hulp vragen zonder er iets tegenover te kunnen zetten. Ik durfde er ook niet veel van te hopen. In mijn hoofd hebben andere mensen ergere problemen en stiekem heb ik blijkbaar nog steeds intens het gevoel dat ik het niet waard ben om naar om gekeken te worden.
Gelukkig heb ik het toch aangedurfd. Want de start overtrof al mijn (onze) verwachtingen. Vanwege de donaties die ons na twee en halve week al op 43% van ons streefdoel hebben gebracht, wat echt fantastisch is. Mensen die het ons gunnen uit de problemen te blijven en daar iets voor kunnen en willen missen, hoe lief is dat. Maar ook alle lieve, bemoedigende, warme berichtjes bij de donaties, op Facebook, Messenger, Twitter, de mail en hier. Ik heb bijna elke dag wel een keer de ogen uit mijn hoofd zitten huilen dat er zoveel lieve mensen zijn.
Het voelt als een onverwachts en supermooi cadeau wat we krijgen. Uw bijdragen groot of klein gaan ons wat dat betreft niet alleen in financieel en praktisch opzicht door de komende periode heen helpen. U helpt ons ook een beetje verder te herstellen van trauma. Dat is meer waardevol dan ik met woorden kan uitdrukken.
We zijn geen stichting en in verband met belastingaftrek niet erg interessant. Hopelijk wil u blijven doneren maar ook verder delen zodat de actie aandacht blijft krijgen, helpt u ons ontzettend mee. Veel liefs en blijf veilig.
Twee keer eerder heb ik een poging gedaan in een blog te beschrijven wat mij van mijn vijfde tot mijn veertigste aan traumatische gebeurtenissen is overkomen. Om te merken dat de meeste mensen in mijn omgeving er eigenlijk weinig van leken te begrijpen. Waarschijnlijk kon ik het ook gewoon niet goed overbrengen. Het was te snel, ik was er zelf nog niet volledig aan uit, ik ervaarde erg veel ruis en het raakte me te diep. Het is sowieso moeilijk om vierendertig jaar intens trauma in één blog samen te vatten. En toegegeven, de titel ‘diagnose gemist’ dekt de lading eigenlijk niet goed.
Een deel van mijn omgeving lijkt in elk geval het idee te hebben dat ik rechts- of linksom sowieso ernstig ziek en arbeidsongeschikt was geworden. Dat er veel per ongeluk en zonder opzet is mis gegaan in de zorg waardoor ik erg lang de verkeerde diagnose heb gehad maar wel enige zorg gekregen zou hebben. En dat ik – in vele ogen onterecht – de schuld van mijn ziek zijn aan artsen en zorgverleners geef. Het is wel duidelijk dat mijn moeder vanuit haar post traumatische stress stoornis en mogelijk andere psychische problemen mij emotioneel en fysiek mishandeld heeft maar dat lijkt als een apart hoofdstuk gezien te worden. Wat het niet is.
Nu acht jaar na wat ik benoem als ‘de diagnoses’ – het moment in 2012 dat duidelijk werd dat ik niet mijn hele leven een aanstelster was geweest maar chronisch ziek en gehandicapt door onder andere de ziekte van Charcot Marie-Tooth – weet ik zelf beter wat me is overkomen of beter gezegd, is aangedaan.
In een zin beschreven: ik ben van mijn vijfde tot mijn veertigste slachtoffer geworden van het omgekeerde van Munchhausen by Proxy.
Om duidelijk te maken wat dat inhoudt, kan ik beter eerst twee andere termen verduidelijken. Je hebt het syndroom van Münchhausen, een psychiatrische stoornis waarbij iemand zich zelf ziek voordoet of zichzelf opzettelijk ziek maakt om aandacht te verkrijgen (van zorgverleners en omgeving). En dan is er het syndroom van Münchhausen by Proxy. Dan maakt iemand een ander ziek om zelf aandacht te verkrijgen. Doorgaans is de pleger de moeder (de proxy) die het kind of meerdere kinderen ziek maakt. De moeder krijgt op die manier aandacht door gezien te worden als moedige vrouw, strijdend voor haar kind, iemand die zoveel te verstouwen krijgt en alle empathie, steun en liefde (en soms geld) verdient die ze kan krijgen. Het ziek maken strekt vaak extreem ver en ik heb begrepen dat 6% van de kinderen het niet overleeft. Dit wordt niet gezien als psychiatrische stoornis van de moeder of pleger maar als een ernstige vorm van kindermishandeling. Voor het slachtoffer ook Medical Child Abuse of Paediatric Condition Falsification genoemd.
Omdat ik vanaf mijn vijfde jaar af beschuldigd werd van wat neer komt op Münchhausen terwijl ik in werkelijkheid ziek was, is mij precies het omgekeerde van Münchhausen by Proxy (MbP) overkomen. Slachtoffers van MbP zijn niet ziek of mankeren nagenoeg niets maar worden door de proxy gedwongen ernstige symptomen te presenteren of worden (ernstig) ziek gemaakt. Doorgaans sleept de proxy het kind mee van de ene naar de volgende zorgverlener voor onderzoeken, diagnoses, medicijnen om ook zo aandacht te genereren.
Ik vertelde over klachten en problemen, was in een aantal dingen beperkt, vertoonde afwijkingen, had (met het oog) zichtbaar vergroeiingen in mijn voeten en rug en was achteraf bezien wel al behept met een ernstige ziekte en lichte handicaps. Echter mij werd verteld dat ik problemen en klachten zou fantaseren en me bewust ‘slecht’ zou gedragen om aandacht van volwassenen te krijgen. Zonder onderzoek om ziekte uit te sluiten – dat is immers voor aanstellerij en fantasie niet nodig – werd besloten dat ik kerngezond moest en zou zijn. Vanaf die dag werd ik gedwongen om te doen alsof ik gezond was en me een gezond persoon te voelen. Letterlijk.
Hoewel MbP een zeldzame vorm van kindermishandeling is die relatief gelukkig niet veel voorkomt, kan u zich waarschijnlijk enigszins voorstellen hoe een kind ziek gemaakt kan worden. Dat als een kind bijvoorbeeld weinig tot niet mag lopen en in een rolstoel moet zitten, de spieren vanzelf afnemen en de conditie achteruit gaat. Of dat een kind vergiftigd kan worden met medicijnen of akelige stoffen en daar ziek door wordt. Ik vermoed dat het een stuk moeilijker is voor te stellen hoe iemand tot zogenoemde gezondheid wordt gedwongen en gekneed.
Sowieso kon het omdat ik pas vijf was toen de zorg en mijn moeder hun huwelijk in hel sloten. Te jong om te begrijpen wat er gebeurde, laat staan er weerstand tegen te bieden. De basis van kinderen vormt zich in de eerste zes levensjaren. Mijn basis was nog niet goed gevormd en het mij vertellen dat ik kerngezond zou zijn, ik geen pijn en problemen kon hebben, een te rijke fantasie zou hebben en een aandachtvrager en aanstelster zou zijn, werd dus onderdeel van mijn (verknipte) basis.
Verder kan je stellen dat mijn moeder maar ook anderen er verstrekkend in investeerden. Dagelijks een half uur een oefening waarbij ik mezelf zoveel mogelijk pijn moest doen om zogenoemd mijn achillespezen op te rekken. Wekelijks naar mensendieck om drie kwartier bewegingen en oefeningen te doen die ik niet kon en een paar minuten vriendelijk verteld te krijgen dat ik het heus wel kon maar niet deed omdat ik het niet wilde. Vaak afgesloten met de vraag waarom ik niet wilde. Therapie waar ik overigens niets beter in werd en na drieënhalf jaar is opgegeven. Daarnaast veranderde het dagelijks leven intens. Ik mocht niet meer tussendoor zitten, leunen, steunen, pauzeren of rust nemen bij activiteiten of als we ergens moesten wachten. In de tram, bus of trein – waar ik staand geen balans kon houden en in bochten vaak heen en weer geslingerd werd of door hey vehikel heen rolde – mocht ik niet meer op schoot maar moest zelfstandig blijven staan. Daarentegen moest ik wel nog meer bewegen dan ik al deed. Zwalken, struikelen, vallen, klagen, huilen (van pijn) werd bestraft. Ik kreeg een tik met of zonder preek, moest verplicht in mijn kamertje blijven om te overdenken waarom ik zo stom deed of werd een tijdje genegeerd alsof ik niet bestond. Op den duur mocht ik ook geen verdriet, boosheid of andere negatieve emoties meer laten zien. Ik was immers gezond met een stel leuke en liefhebbende ouders en een leuk leven dus had alleen het recht vrolijk en gezellig of stil te zijn, of zo werd mij verteld.
En ja, er waren ook medeplegers. Bij MbP is het veelal de moeder met behulp of wegkijken van de vader, die mishandelt. De buitenwereld ziet vaak lange tijd niet wat er aan de hand is maar denkt dat het kind echt ernstig ziek is of heeft wellicht het gevoel dat er iets niet pluis is maar kan of durft niet in te grijpen. In mijn geval werd voor een deel van de buitenwereld afgeschermd wat er thuis en in kleine kring gebeurde. Een ander deel werd erin betrokken en deed actief mee hun best. School, het buurthuis, de balletlerares en enkele buren werden ingelicht en strak geïnstrueerd. Zij gedroegen zich min of meer hetzelfde als mijn moeder deed, werden medepleger. Bijvoorbeeld als een kind hard viel met gym, kwam de gym juf kijken, gaf wat verzorging, troostte het kind en indien nodig werden ouders gebeld of een dokter bij gehaald. Als ik heel hard viel, werd op afstand geroepen dat ik niet zo stom moest doen, me niet moest aanstellen, door moest gaan of zelfs een extra rondje moest rennen om het ‘van me af te lopen’ ofzo. Een keer zakte ik twee uur na een ongelukkige val door mijn benen en kon ik niet meer staan. De juf werd boos maar dat hielp niets, ik kon echt niet meer staan. Mijn moeder werd gebeld en was nog bozer dat ze moest komen. Dat werd niet beter toen bleek dat ik zo niet met tram, metro en lopen bij het ziekenhuis zou kunnen komen en we een dure taxi moesten nemen. Daar werd geconstateerd dat met de val mijn kniebanden een beetje ingescheurd waren. Omdat ik ermee had doorgelopen alsof er niets aan de hand was, waren ze twee uur later in een keer bijna helemaal doorgescheurd. Ze waren in het ziekenhuis niet echt vriendelijk, blijkbaar dacht men dat ik zelfstandig met pijn eigenwijs doorgelopen zou zijn of iets dergelijks. Mijn moeder werd eenmaal terug buiten helemaal kwaad dat herstel lang ging duren en liet me onder een hoop verbaal geweld een kolere eind naar de bus hinken omdat ze niet weer een taxi voor me ging betalen. Waarom ik geen krukken heb meegekregen weet ik niet, misschien heeft mijn moeder ze geweigerd. Ik was elf en schaamde me hevig dat ik was gevallen en niet de tien kilometer kon hinkelen. In elk geval mocht ik er absoluut niet op staan en zat weken opgesloten thuis met een sacherijnige moeder.
In de zorg gingen er plegers weg en kwamen er andere plegers voor terug. Met de kennis van nu weet ik dat het onjuiste oordeel over vermeende aanstellerij al een dozijn keer in mijn dossier stond vermeld. Daar bovenop seinden artsen elkaar in opdat zij bij voorbaat zouden weten wat voor vlees ze in de kuip kregen. Het gevolg was dat vrijwel niets goed werd bekeken, elk teken van pijn, verdriet, angst of problemen werd opgevat als ‘dat is die aanstellerij en aandacht vragen’ en ik zo minder of geen zorg kreeg voor problemen waar anderen wel zorg voor kregen. Er werd vaak met sacherijn of gesnauw gereageerd. Of juist met overdreven empathie en geruststellende woorden dat een probleem alleen in mijn hoofd zou zitten, een verzinsel was. Die kennis van nu had ik toen niet. Ik merkte alleen dat ik niet ziek mocht zijn, geen pijn mocht hebben, niet mocht vertellen en zelden verzorging of een beetje troost kreeg geboden. Bovenal voelde ik me onzichtbaar zonder bestaansrecht.
U kan zich voorstellen – of misschien helemaal niet – dat mijn situatie niet erg opviel. Immers ik moest altijd vrolijk zijn of tenminste doen. Bovendien had ik de gedachtenkronkel opgepikt dat mensen mij alleen leuk vonden als ik vrolijk en lief was maar me een naar, akelig rotkind vonden als er een probleem (ziekte) was. Nog een reden om problemen zoveel als mogelijk te verbergen. Ik was redelijk gehard en om hulp vragen had ik snel afgeleerd. Mijn moeder manipuleerde me ook gedegen in verborgen houden. Ik hoefde bijvoorbeeld de pijnlijke oefening niet te doen als er visite was, volgens haar omdat ze dan zouden zien wat voor aansteller ik was en ze wilde me die schaamte niet aan doen. Met anderen in de buurt werd ik ongezien bijgestuurd door stiekem knijpen, in mijn oor sissen of fluisteren dat ik thuis nog wel straf zou krijgen. Dit ging ook onder het mom dat ze me niet publiekelijk voor schut wilde zetten. Ik geloofde haar en was haar heel dankbaar dat ze me ‘beschermde’ zodat niemand zou zien ‘hoe gek ik was’.
De signalen waren verder ook gemixt denk ik, wat de situatie eveneens verbloemde. De mishandeling speelde zich tot mijn elfde alleen af in verband met gezondheid en emotie. Op alle andere gebieden gingen mijn ouders voor me door het vuur. Altijd. Niemand mocht iets verkeerds over me zeggen, me onheus bejegenen of onrecht aan doen. Dan ging vooral mijn moeder compleet los en dat kwam oprecht uit haar tenen. Het maakte de mishandeling meer onzichtbaar en vooral maakte het wat mij verteld werd over mijn gezondheid voor mij heel geloofwaardig. Mijn moeder beschermde me immers als een leeuwin en zou altijd het beste met me voor hebben. Ik zag geen reden om aan haar te twijfelen en alle reden om aan mijzelf te twijfelen.
Een groep slachtoffers overleeft de MbP, de mishandeling niet. Een andere groep wordt letterlijk gered als een zorgverlener of iemand anders door krijgt wat er mis is en er ingegrepen wordt, vaak met uit huis plaatsing. Sommigen komen er pas op volwassen leeftijd achter dat het helemaal verkeerd is gegaan in hun jeugd. Ze gaan het huis uit waarna de invloed van de moeder (grotendeels) wegvalt. Ze ervaren dat ze ineens herstellen of merken op dat ze helemaal niet zo ziek zijn als ze is wijs gemaakt. Omdat bij mij niet alleen mijn moeder de pleger was, verliep dat bij mij anders.
Sowieso heb ik tot mijn veertigste gedacht, beter gezegd: was ik heilig overtuigd, dat ik de eerste achttien jaar van mijn leven fysiek gezond was en alleen iets mankeerde in mijn hoofd. Met de kennis van nu weet ik inmiddels dat ik op mijn negentiende de eerste grote achteruitgang in de progressie van de Charcot Marie-Tooth heb ervaren en er een invaliderende vitamine B12-deficiëntie bovenop kwam. Dat wist ik toen niet en kon dat ook niet weten. Dus in mijn hoofd werd ik op mijn negentiende voor het eerst ziek. Ik verborg dat de eerste jaren voor mijn ouders maar niet voor anderen en ik ging wel naar een arts. Die reageerde nog hetzelfde als volwassenen in mijn kindertijd hadden gedaan. Verbijsterend denk ik. Het bleef namelijk niet beperkt bij vertellen van klachten, ik vertoonde meetbare of zichtbare afwijkingen. Onmisbare tekenen dat ik beslist niet kerngezond kon zijn. Toch ging het mis. Alles wat geobjectiveerd en zichtbaar gemaakt kon worden werd steevast vakkundig van tafel geveegd om plaats te maken voor de aloude ‘het zit tussen uw oren’.
Zoals de opvolgende jaren mijn ziektes escaleerden en ik steeds zieker werd, zo escaleerde het gedrag van de meeste artsen mee. In de zin dat steeds ernstigere tekenen van ziekte en steeds duidelijkere onderzoek uitslagen (van de weinige onderzoeken die ik wel voor elkaar kreeg) dat er iets heel erg mis was, werden gebagatelliseerd of genegeerd. Bijvoorbeeld ergens in de twintig kreeg ik dagelijks een of meerde keren last van een volledig uitvallen van mijn evenwichtsorganen. Ik voelde dat nooit aankomen dus smakte van de ene op de andere seconde tegen de grond. Soms duurde het minuten en soms duurde het enkele uren voor mijn evenwichtsorganen hun werk weer oppakten. De eerste weken was ik overtuigd dat ik dood zou gaan. Hoewel ik de aanvallen ook in de spreekkamer kreeg en het aan oogbewegingen en spiertrekkingen blijkbaar voor artsen erg zichtbaar was, was het al een strijd om er überhaupt voor onderzocht te worden. In het AMC werd na een dag onderzoeken vastgesteld dat mijn evenwichtsorganen gezond waren maar bij de minste uitlokkende factor het geheel opgaven, niets meer deden. Een oorzaak werd niet gevonden en toen kwam het oude patroon terug om de hoek kijken. Er werd niet verder gezocht, de klachten werden gebagatelliseerd en vervolgens werd ik als oorzaak aangewezen: Hoewel het fysiek onmogelijk is, werd de gedachte bij zorgverleners dat ik iets verkeerd deed om de evenwichtsstoornissen te veroorzaken. En ik zocht maar uit hoe ik ermee leerde leven. Zonder zorg, begeleiding, therapie of advies viel er niet veel te kiezen. Ik wilde niet thuis maar gaan zitten wachten tot er een wonder uit de hemel zou vallen of ik weg zou kwijnen. Dus het enige wat ik kon doen was accepteren dat het gebeurde en proberen zo goed en kwaad als het ging mijn leven weer op te pakken. Het gevolg was dat ik jaren vrijwel dagelijks ergens tegen de grond sloeg en maar bleef liggen tot ik weer een beetje op kon krabbelen. Dus ook op straat, de weg, het station, in de collegezaal of waar ik dan ook toevallig was. Bij elke arts kaartte ik het probleem wel aan maar er werd nooit op gereageerd of het moest zijn dat ik overdreef of me aan zou stellen. Heel lullig werd het feit dat na een jaar of vier de aanvallen minder hevig werden, opgevat als bevestiging dat ik het had verzonnen en gespeeld waar iedereen bij stond. Pas op mijn veertigste zou een neuroloog mij uitleggen waarom mijn evenwichtsorganen destijds uitvielen en dat het langs de jaren ogenschijnlijk verbeterde omdat andere hersendelen (om te overleven) uiteindelijk gaan compenseren en truukjes toe gaan passen om het lichaam overeind te houden.
Dit soort ernstige symptomen stapelden zich op en al vertel ik het nu ‘makkelijk’, mijn leven werd een steeds grotere nachtmerrie. Eigenlijk was ik de godganze dag bezig angst weg te drukken, pijn en problemen zoveel mogelijk te negeren, met truukjes aan het proberen enigszins te blijven functioneren en voor bv werkgevers te verbergen dat er iets grondig mis was (wat tot ik vanuit huis kon werken altijd grondig mislukte, ik heb ook heel wat baantjes gehad). Hoe goed ik daar ook in werd, het kon niet voorkomen dat ik stukje bij beetje steeds meer van mijn leven op moest geven omdat het ook met kunst en vliegwerk echt niet meer ging. Daarnaast was het een cyclus van moed verzamelen en mezelf oppeppen tot ik weer naar de zorg durfde te stappen. Steeds meer voorbereiden, bewust worden wat ik vertelde, hoe ik het vertelde, wat ik kon doen om mezelf te bewijzen. Om telkens weer aan te horen hoe gek, stom of slecht ik was, elk probleem psychisch zou zijn, ik geen zorg zou krijgen en gedesillusioneerd, verdrietig, boos, machteloos en radeloos weer weg gestuurd te worden met niks. Zo kwam het dat ik met afgestorven en kapotte zenuwbanen en spieren, verkeerde prikkelverwerking in de hersenen, blessures, complicaties en steeds meer haperende organen en bijkomende ziekten geen enkele zorg kreeg maar beweging, sport, fysiotherapie en psychische hulpverlening voorgeschreven werd. Soms kreeg ik wel wat onderzoek en elke zorgverlener uit de GGZ heeft geprobeerd duidelijk te krijgen dat er geen psychische gronden waren voor ziekte maar ik door een specialist gezien moest worden. Dat steunde mij mentaal wel maar het hielp verder niets.
Je zou denken dat er dan wel anderen zijn om te helpen. Tot mijn vijfentwintigste was dat helemaal niet het geval, daarna heel beperkt. Organisaties en instanties varen sterk op oordelen en diagnoses van een arts. Die waren er niet dus hoefde ik ook niet op enige hulp te rekenen. Een deel van mijn omgeving zal niet goed geweten hebben wat er speelde, hoe ver het strekte of had wellicht geen idee hoe daarin te helpen. Sommigen probeerden wel te helpen maar wisten het na een tijdje ook niet meer en gaven het op. Als ik er nu op terug kijk heb ik ongelukkig veel mensen om me heen verzameld die in bepaalde opzichten op mijn moeder uit mijn kindertijd leken. Mensen die ongeacht wat ze zagen en met me meemaakten, het oordeel van artsen gebruikten om wel de lusten en niet de lasten te ervaren. Ze lieten me liggen, lachten me uit, spraken me aan op mijn zogenoemde negativiteit en vermeende doemdenken. Namen me kwalijk dat ik symptomen, klachten en beperkingen had alsof ik toneel speelde om – dat werd vooral erg duidelijk gemaakt – hun humeur en leven te verstieren. Kort gezegd was ik geliefd als schouder om op uit te huilen, praatpaal voor hun problemen, hulp als zij hulp nodig hadden, fijn en gezellig om bij te komen eten, een mooie slaapplek, lekker om te neuken en leuk om mee te lachen en op een feestje erbij te hebben. Voor de rest deed ik het maar alleen en moest ik vooral niet in de weg zitten. Of zoals zij het verwoorden, ik mocht niet ‘negatief’ zijn. Om de zoveel tijd verbrak iemand de vriendschap (die ik dacht dat er was) onder het mom dat zij niet meer toe wilden kijken hoe ik ‘mijn leven verpeste door ziek te willen zijn en te doen alsof ik ziek was’.
Vanaf mijn vijfentwintigste kwamen mijn ouders tot het inzicht dat ik (inmiddels) toch wel ernstig ziek was. Dat deed voor mij mentaal wel iets en heeft mijn ouders en mij de kans gegeven een zonderlinge maar goede band op te bouwen voor zij (relatief jong) overleden. Op mijn achtentwintigste leerde ik mijn man kennen. Hij liet me zien dat ik bestaansrecht had, steun en hulp verdiende en het niet alleen hoefde te doen. Ik durf wel te stellen dat ik het zonder hem waarschijnlijk niet had gered maar uit pure en complete uitzichtloosheid zelfdoding had gepleegd. Helaas heeft hij in de zorg en omgeving veel mee gemaakt met mij, heeft hij zelf lange tijd veel vertrouwen in de zorg verloren en is getraumatiseerd geraakt door zien wat er met mij, zijn geliefde gebeurde. Langs de weg zijn er meer mensen geweest of nog steeds bij me die me altijd hebben geloofd en wilden steunen. Het klinkt misschien rot, zo is het niet bedoeld, maar ze waren met te weinig en konden niet op tegen zoveel gitzwarte ellende en nare mensen in mijn leven.
Het is me uiteindelijk in twee etappes gelukt mezelf zichtbaar te krijgen. Op mijn zesendertigste kreeg ik een arts zover me eindelijk een vitamine B12 bepaling toe te zeggen die ook daadwerkelijk uitgevoerd werd. Er kwam een ernstig vitamine B12 tekort aan het licht en ik bleek daarnaast een onmeetbaar laag vitamine D niveau te hebben. Hoewel me toen al door een specialist verteld werd dat ik het geen jaar langer overleefd had, bleek het nog steeds niet genoeg om verder te speuren. In tegendeel, al snel werd vitamine B12 tekort bestempeld als zou het een hoax zijn, werd ik halfslachtig en onvoldoende behandeld en ging voor een deel nog sneller en harder achteruit dan de jaren ervoor het geval.
Met negendertig liep ik tegen een medisch wetenschappelijk artikel aan over neuropathie (zenuwschade) waarin in ik mijzelf zeer herkende. Zo kon ik de huisarts vertellen te denken dat ik neuropathie zou hebben om een verwijzing naar een neuroloog (de zesde in twintig jaar) te eisen. Nooit zal ik de blik in zijn ogen vergeten. De schok en de realisatie dat er in mijn leven iets compleet verkeerd was gegaan in de zorg stond er in te lezen voor ik ook maar was uitgesproken. Ik hoefde ook niets te eisen, alle alarmbellen in de zorg gingen tegelijkertijd af. Wachtlijsten werden opzij geschoven, verwijzingen en onderzoeken vlogen om mijn oren en supersnel werd ik door de medische molen getrokken. Dat duurde vier maanden (ja dat is echt supersnel voor een spierziekte en aandoeningen aan het zenuwgestel) en gedurende die tijd vielen mijn man en ik van de ene shock in de andere. Want hoewel ik rationeel wel had geweten dat er iets mis met me was en ik jaren en jaren had gestreden om mezelf zichtbaar te maken in de zorg, was mijn brein volledig verziekt en vertyft, had ik geen flauw benul meer wat normaal was en voelde ik me diep in mijn hart een aanstelster, een dramaqueen, een zwakkeling en meer van dat.
Er werd veel meer gevonden dan een beetje neuropathie dat ik dacht te hebben en ik bleek er vele malen ernstiger aan toe dan ik me had gerealiseerd. Plus dat mijn leven gebaseerd bleek te zijn op leugens en bedrog. Het werd zo intens en bizar dat ik kwaad werd op de specialist die vertelde dat ik mijn hele leven al behept was met een erfelijke, progressieve spierziekte waarbij de lange zenuwbanen steeds verder afsterven en daarom de spieren eromheen ook kapot gaan. Dat kon toch niet waar zijn? Ik was al negenendertig! Het kostte veel tijd en uitleg van meerdere specialisten om me te overtuigen dat ik geen aanstelster was en een beetje ziek maar mijn hele leven al ziek en gehandicapt was geweest. Volgens hen was het een wonder dat ik nog wankelend doch rechtop stond. Voor mij was het alsof de grond onder mijn voeten werd weggetrokken en de hemel op mijn hoofd was gekwakt.
Dit is wat me is overkomen. Geen ‘kan gebeuren’ en ‘het blijft mensenwerk’. Het omgekeerde van Münchhausen by Proxy. Evengoed mishandeling en dat het grootste deel van mijn leven. De ziekte van Charcot Marie-Tooth verloopt veelal traag, een vitamine B12 deficiëntie kan behandeld worden zonder schade of problemen te geven en dat was bij mij ook zo geweest. Als ik maar gezien was, vanaf het begin of tenminste tien jaar eerder dan op mijn negenendertigste. Ik heb niet de pech gehad om ziek te worden. Het is de mishandeling op zoveel vlakken en het complete gebrek aan zorg die me vele malen zieker en gehandicapt heeft gemaakt, bijna alles in mijn leven heeft afgenomen en me mentaal tot de grond toe heeft afgebroken.
Ja ik ben acht jaar verder. En ja, met bloed, zweet en tranen ben ik op mentaal vlak deels terug opgekrabbeld. Geheel goed zal het niet komen. De fysieke schade van de jaren is permanent en de ziekte van Charcot Marie-Tooth bovendien progressief. Mentaal komt het ook niet compleet in orde, dat kan ook niet. Ik heb er een ernstige complexe post traumatische stress stoornis aan overgehouden. En hoewel ik veel kan leren, kan ik mijn opgroeien niet over doen. Ik hoop dat ik door er over te schrijven, het eindelijk te kunnen en mogen delen, wel wat verder op te krabbelen.
Voor de mensen die me niet kennen, een zo kort mogelijke introductie: Met negenendertig werd ontdekt dat ziekte van Charcot Marie-Tooth (CMT) mijn hele leven niet gezien is en een vitamine B12 deficiëntie zeventien jaar niet is gezien plus drie jaar verkeerd is behandeld. Volgens de artsen omdat “u nooit geloofd bent met uw gezondheidsklachten”.
Voor mensen met een post traumatische stress stoornis, het volgende verhaal kan mogelijk een trigger vormen.
Het heeft me twintig jaar van mijn volwassen leven gekost. Ik heb afscheid moeten nemen van bijna al mij plannen, dromen, ambities en capaciteiten. Wat mij overkomen is, heeft me fysiek maar ook emotioneel intens beschadigt. Volgens mijn artsen mocht ik blij zijn dat ik het nog kon na vertellen. Dat ik ‘gewoon’ nooit geloofd was met verstrekkende klachten, schade, complicaties en met het oog zichtbare vergroeiingen aan mijn voeten, voelde in geen enkel opzicht als goede verklaring voor wat mij is overkomen en aangedaan. Ik ben dus gaan graven en met behulp van registraties, zorgverleners, familie en bekenden van vroeger is er meer boven tafel gekomen. Hier deel 2 van ‘Een leven lang diagnose gemist‘.
Vrij waarschijnlijk is het niet zoals ik tot enkele jaren terug dacht, begonnen met de zorg maar per ongeluk gestart bij mijn moeder. Dat is niet uit te leggen zonder iets van haar achtergrond te geven. Mijn moeder is haar gehele jeugd tot halverwege haar zwangerschap van mij op dagelijkse basis emotioneel en fysiek mishandeld. Daarnaast speelde er een specifiek en intens trauma rond haar broertje. Toen zij vier, vijf jaar jong was, ging hij raar en soms griezelig gedrag vertonen wat steeds verder escaleerde en voor gevaarlijke situaties zorgde. Uiteindelijk bleek hij een onbekende hersenziekte te hebben waardoor zijn hersenen uitdroogden/verschrompelden. Artsen konden niets voor hem doen. Toen zij pas zeven was ging hij dood, zijn hersenen niet veel groter dan een erwt. Was zijn dood en wat zij met hem had meegemaakt al traumatisch te noemen, kreeg mijn moeder vanuit thuis het grootste schuldgevoel mee wat een kind mee kan krijgen. Jarenlang werd haar regelmatig toe gesist dat zij dood had moeten gaan en niet haar lieve broertje. Het zal niemand verwonderen dat mijn moeder enorm beschadigd door haar verdere leven heeft moeten gaan.
Mijn moeder wilde niets liever dat ik gelukkig en gezond zou opgroeien. Nu wil elke moeder dat maar mijn moeder ontwikkelde vanuit haar achtergrond een nogal aparte obsessie. In plaats van supergezond te gaan eten en leven of iets dergelijks, besloot mijn moeder kort gezegd dat ik gewoon niet ziek kon en mocht zijn of worden. Ze kon er niet tegen, ze was er niet tegen bestand en had zeer de neiging ziekte niet te accepteren maar tot psychisch probleem te maken. Een beetje onder de redenering dat een psychisch probleem met wilskracht en verandering is op te lossen en enge ziekten niet.
Zij heeft mij met mijn vijfde mee genomen naar de huisarts en vervolgens het ziekenhuis, mijn vader was daar – waarschijnlijk vanwege zijn werk – niet bij. Ik weet niet wat daar is besproken, een kind van vijf werd rond 1977 niet bijster veel verteld. De conclusie zoals door de zorg gegeven en de directe gevolgen daarvan zijn mij des te meer bekend. Het kwam er op neer dat ik niet ziek zou zijn en dus geen pijn of andere klachten zou kunnen hebben. Alles – van het klagen en huilen van pijn tot aan problemen met grove en fijne motoriek en moeite met normaal lopen – moest gezien worden als verkeerd denken en verkeerd gedrag om de aandacht van volwassenen in mijn leven te verkrijgen. Oftewel alle fysieke problemen die ik vertoonde en extreem te korte achillespezen, holvoeten, doorgebogen voeten en vergroeiing van mijn tenen zou ik volgens de zorg voor mijn vijfde levensjaar al zelf veroorzaakt hebben met verkeerd gedrag, een te grote fantasie en een bak aanstellerij.
Nu hebben artsen neem ik aan geen enkele reden om een kind van vijf zomaar niet te geloven. Mijn moeder zal erg overtuigend geweest zijn in haar obsessieve hang dat ik beslist niet ziek mocht of kon zijn maar er iets psychisch aan de hand was. Iets wat ze met een strikte opvoeding en met harde hand bijsturen er wel weer uit zou krijgen. En voor aanstelleritus is geen medisch onderzoek nodig. Dat kwam er vanuit de zorg dan ook niet waardoor de diagnose CMT inclusief beschadigde zenuwbanen en spieren als niet bestaand onder het vloerkleed bleef liggen.
Vervolgens werd het een grote self fulfilling prophecy. Er kwamen strikte instructies waarvan ik nooit zal weten in hoeverre ze werkelijk vanuit de zorg kwamen (zoals mijn moeder vertelde) en in hoeverre mijn moeder er elementen aan toegevoegd heeft. In elk geval mocht ik niet meer rusten, pauzeren of even zitten maar moest ik blijven staan, blijven lopen en meer bewegen dan ik al deed. Daarnaast werd klagen of huilen over pijn, vermoeidheid of raar gevoel in mijn voeten en benen genegeerd (beter gezegd werd ik dan genegeerd alsof ik niet bestond) of op een andere manier bestraft. Vele uren heb ik na een schreeuwpartij in mijn kamertje moeten overdenken waarom ik toch zo loog over pijn en klachten of daarmee leuke uitjes had verstierd voor mijn ouders en mijzelf. Verder werd ik voortdurend bijgestuurd op mijn houding, mijn lopen en wat ik ‘stom’ deed zoals struikelen, vallen, niet kunnen fietsen, tegen objecten aanlopen, door mijn enkels zwikken en alles wat feitelijk bij de CMT hoorde en ik niets aan kon doen. Om mij nog wat meer op het rechte pad te krijgen, werd ik twee en half jaar elke week naar Mensendieck gebracht. Daar moest ik oefeningen doen die ik niet kon en liep gefrustreerd en ongelukkig steeds weer een hoop blauwe plekken op. Elke afspraak eindigde met een kort gesprekje wat altijd op hetzelfde neer kwam. Een mevrouw vertelde me dat ik het heus wel zou kunnen maar blijkbaar niet wilde en vroeg waarom ik het toch maar niet wilde. Ik had geen ander antwoord voor haar dan dat ik het echt niet kon. Na verloop van tijd gaf ik maar geen antwoord meer.
En dan waren er de dagelijkse oefeningen thuis. Om mijn achillespezen op te rekken moest ik met mijn benen gestrekt voor me uit op de grond gaan zitten, met mijn handen de bal van mijn voeten vastpakken en deze dan zo hard als ik maar kon door de pijn heen naar me toe trekken. De meer pijn dat deed, de beter het volgens mijn moeder was. In principe moest dit een half uur elke dag maar zag mijn moeder dat ik probeerde te ‘smokkelen’, duurde het langer voor ik er vanaf was. Pas een klein jaar terug ben ik er van doordrongen geraakt dat de extreme wijze waarop ik deze oefening moest doen, nooit op die manier opgedragen zal zijn door artsen. Bij dat soort oefeningen mag je rek voelen, geen pijn en al helemaal geen extreme pijn. De neuroloog legde in 2012 uit dat ik die twee en half jaar in mijn jeugd elke dag de haarscheuren in mijn pezen, spieren en kapsels heb getrokken en daarmee mijn enkels heb verzwakt en de progressie van de ziekte wat versneld zal hebben. Er op terug kijkend denk ik dat mijn moeder heeft gedacht en gehoopt dat als met rek een beetje resultaat te behalen zou zijn, uit alle macht door de pijn heen oprekken een heleboel resultaat zou opleveren.
Een self fulfilling prophecy zei ik al. Want al minderde het geen van mijn gezondheidsklachten, hielp het oppervlakkig gezien als een tierelier. Met mijn achillespezen kwam het beslist niet in orde maar ze rekten inderdaad zover op dat ik enigszins mijn hielen neer kon zetten in plaats van alleen op de bal van mijn voet te kunnen lopen. Zonder operatie en spalken een opzienbarend resultaat. Verder raakte ik jong als ik was nogal in de war. Ik leerde af pijn, vermoeidheid of klachten te herkennen als teken van mijn lichaam dat er iets mis was. En geloofde deels ook de volwassenen dat alle klachten solo vrucht van mijn absurde fantasie zouden zijn. Wel bleef ik allerlei nog als naar en moeilijk ervaren maar na ruzies en vele keren genegeerd en bestraft worden, keek ik wel linker uit er nog over te vertellen. Mijn moeder heeft de ‘resultaten’ tot zeker mijn vijfentwintigste gezien als bevestiging dat ik inderdaad een raar kind en beslist niet ziek was geweest. De zorg zag het op haar beurt als bevestiging dat mijn moeder gelijk had gehad en zij zelf dus ook.
Zo ontstond een compleet verkeerd doch sterk beeld van mij, mijn persoonlijkheid en mijn gezondheidstoestand. Een beeld wat bovendien een geheel eigen leven ging leiden. Elke volgende arts nam het verkeerde oordeel van de vorige arts uit mijn medisch dossier over. En wat er ook gebeurde, werd in het licht van het eerste oordeel geïnterpreteerd. Pijn die ik bij ingrepen ervoer omdat mijn zenuwbanen en spieren kapot waren, werd zonder meer gezien als aanstellerij en overdreven gedoe waar geen aandacht aan besteed hoefde te worden. Viel of struikelde ik omdat het nu eenmaal niet makkelijk lopen is met schade en vergroeiingen, dan werd dat beschouwd als een manier van aandacht vragen en nonchalant of onhandig zijn. Uiteindelijk ging niet alleen de zorg dat doen, vrijwel iedereen in mijn omgeving ging er in mee. Blijkbaar is het makkelijker om iemand uit te lachen om vermeend aanstellerij en er van weg te lopen dan zorgen te maken dat er iets grondig mis is en daar aandacht aan schenken. Zelfs toen ik op mijn vijftiende vol op mijn knieschijf was geschopt door een paard, er een flink stukje bot uit mijn knieschijf was gesplinterd en ik geluk had gehad dat het niet was verbrijzeld, meende bijna iedereen in mijn omgeving dat ik me wel erg liep aan te stellen. Iedereen behalve de fysiotherapeut waar ik nog drie jaar lang regelmatig heen moest om een megahoeveelheid vocht uit mijn knie te laten halen.
Tegen de tijd dat ik volwassen was en op mijn negentiende ziek werd van wat achteraf gezien een ernstig vitamine B12 tekort was, bestond mijn dossier dus al uit een stapeling van foutieve etiketjes, onjuiste (voor)oordelen en en een compleet verkeerde beeldvorming. Dat wist ik toen nog niet maar het was tot in extreme merkbaar. Achteraf gezien kwam confirmation bias, in het Nederlands ‘voorkeur voor bevestiging’ genoemd, toen pas echt vol om de hoek kijken. (Confirmation bias is de neiging bij mensen om teveel waarde toe te kennen aan informatie die het eigen beeld bevestigd en informatie die dit beeld kan tegen spreken, te negeren.) Dat strekte nog verder dan in mijn jeugd het geval was geweest. Elke mogelijke psychische verklaring werd als waarheid vastgeklampt en aan toegevoegd. Wat ooit begonnen was als aanstellerij, overdrijving en kinderlijk aandacht vragen breidde zich gestaag uit naar de suggestie dat ik hypochondrisch zou zijn, mezelf ziek zou denken, uit luiheid en gemakzucht niets zou doen om beter te worden, irreële gedachten zou hebben met betrekking tot mijn gezondheid en zelfs zou neigen naar munchausen: de zelf ziek maken voor aandacht of zogenoemde ‘ziektewinst’. Alles anders waarmee zichtbaar werd dat er iets ernstig mis was en wat het bestaande denkbeeld had kunnen ontkrachten, werd terzijde gelegd. Oordelen van psychiaters, psychologen, maatschappelijk werkers en psychiatrisch verpleegkundigen dat er geen psychische gronden gevonden konden worden om fysieke klachten te verklaren, belanden stuk voor stuk in de prullenbak. Afwijkende onderzoeksresultaten die geen oorzaak gaven voor klachten maar mijn klachten wel objectiveerden werden met bijgekrabbelde woorden als ‘onzin’ of ‘niet zinnig’ in mijn dossier geschoven om niets mee te doen. Papieren van enkele specialisten die wél zagen dat er iets verschrikkelijk mis moest zijn en me verder onderzocht wilden hebben, verdwenen in dezelfde categorie.
Dit is de verklaring waar ik het mee mag doen. Hoe het kon dat ik tot en met mijn negenendertigste voortdurend en verstrekkend verteld kreeg dat ik me aanstelde, meer moest bewegen, mezelf een schop onder mijn kont moest geven en geen recht had op ook maar een flintertje zorg, hulp of hulpmiddelen. Om op mijn veertigste te vernemen dat ik toch echt al mijn hele leven chronisch ziek was, inmiddels gehandicapt was geworden, er niets meer aan te doen was, ik destructief teveel bewoog, me moest aanpassen aan mijn ziekte en alles af moest leren wat ik in mijn leven voorgeschreven had gekregen, hulp moest vragen en accepteren, gebruik moest maken van hulpmiddelen en daarbij meer zorg naar me toe gegooid kreeg dan ik zo plotseling aan kon. Een mens kan van minder gek worden, vrees ik.
Van mijn moeder ervaar ik het alleen als extreem verdrietig. Een dramatisch voorbeeld hoe goede intenties absurd verkeerd uit kunnen pakken. In haar gevoel van nood werkelijk alles te doen om mij gezond te maken en te houden, heeft zij onbewust juist aan de basis gestaan van een leven lang trauma waardoor ik bovendien veel zieker en meer gehandicapt ben geraakt dan nodig was. En waar zij niets liever wilde dan dat ik gelukkig zou worden, is mijn leven mede door toedoen van mijn ouders tot voor kort een nachtmerrie geweest. Ik heb het er nooit met mijn ouders over kunnen hebben, zij waren beiden overleden toen ik de diagnoses kreeg en leerde wat er al die tijd aan de hand is geweest. Misschien is het maar goed dat ze het niet hebben geweten. Ze waren er waarschijnlijk kapot aan gegaan.
Wat betreft artsen blijf ik erover in de knoop zitten. Het is een verklaring maar het voelt absoluut niet verklarend. Er was zoveel zichtbaar en aantoonbaar mis, voor iedereen om makkelijk te zien. Ik kan me er maar niet bij neerleggen dat wat neerkomt op dom vooroordeel en beperkt denken mij elk bestaansrecht heeft ontnomen en mijn leven intens heeft verziekt.
Eigenlijk kan ik nog steeds niet geloven dat dit geheel ‘per ongeluk’ heeft kunnen gebeuren.
De mensen die bekend zijn met mij of dit weblog, weten dat ik na langdurig trauma een complexe post traumatische stress stoornis heb opgelopen. Inmiddels ben ik na ruim drie jaar gestopt met de psychische hulpverlening. Ik wil nog een keer van me afschrijven erover, hopende dat ik dit ‘traject’ ver achter me kan gaan laten.
Het was al heel vervelend dat de eerste praktijk mij wegens gebrek aan capaciteit en deskundigheid geen hulp kon bieden. Nog vervelender was het dat in de tweede en voorlaatste praktijk de langdurige zorg, dus mijn psycholoog en daarmee ondergetekende na vier maanden in therapie zonder pardon werden wegbezuinigd door de directie. Waardoor ik geen andere keus had over te gaan naar weer een andere praktijk. Het toppunt van vervelend is dat ik bij deze praktijk een psycholoog en tevens hoofdbehandelaar heb getroffen die het besluit nam mijn meest langdurige en intense trauma niet te geloven. Ik gebruik het woord ‘besluit’ bewust. De eerste korte intake vond plaats bij een psycholoog waar het goed mee klikte. De hoofdbehandelaar in kwestie kreeg mijn dossier zo voor het eerst te zien in de teambespreking die op een intake volgt. Gedurende deze bespreking, dus voordat hij mij zelf had gezien of gesproken, legde hij een uitgebreide verwijsbrief van de voorlaatste praktijk, intakegegevens, het oordeel van drie psychologen uit twee praktijken, het verhaal van mijn man en bovenal mijn vertellen terzijde om mijn realiteit te herconstrueren tot iets wat hij zelf fascinerend vond. Oftewel, er zat nogal wat moeite in om mijn verhaal niet te willen geloven. Mijn latere aanbod deze (hoofd)behandelaar in contact te brengen met mijn revalidatiearts en mijn medische gegevens vrij te geven – mijn trauma is ontstaan door toedoen van de zorg, via mijn medisch dossier nogal makkelijk na te gaan en bekend bij elke arts en specialist – sloeg hij af. Hij vond het niet nodig. Tsja, als je graag vast houdt aan je eigen fantasie, zal bewijs dat je verkeerd zit inderdaad niet nodig zijn? En eerlijk gezegd was het natuurlijk al meer dan sneu dat mijn trauma blijkbaar een kwestie van al dan niet geloven was verworden en ik me gedwongen zag te bewijzen dat traumatische gebeurtenissen werkelijk hebben plaats gevonden.
Bovenstaande is een summiere samenvatting van een probleem wat drie jaar lang steeds weer terug kwam om stevig dwars te liggen. Bij aanvang was de hoofdbehandelaar gefascineerd door mijn dossier – of achteraf beter gezegd, zijn eigen verzinsel – en meende bovendien dat hij binnen de praktijk de beste hulpverlener was voor complexe problematiek zoals ook het mijne. Hij haalde mij daarom weg bij de psycholoog waarmee ik de intake had gevolgd om zelf met me aan de slag te gaan. Na enige tijd bleek dat hij iemand is die voortdurend zogenoemd geruststellend ja zegt maar nee doet. Elke confrontatie over het feit dat hij mijn trauma niet serieus nam, volgden zijn excuses en de verzekering dat hij nu echt, heus mijn trauma in zag of in elk geval vanaf nú toch echt, heus mijn trauma in zag. Mijn man die bij de eerste gesprekken met me mee gegaan was, geloofde hem de eerste keer al niet. Ik zat in een cirsis situatie, heb blijkbaar een slechtere mensenkennis dan altijd gedacht in combinatie met een naïef hoopvolle blik. Getuige althans het aantal confrontaties die ik ben aangegaan voor het vertrouwen zo ver weg was, dat ik om een andere psycholoog durfde te verzoeken. We waren op dat moment al een krap jaar verder en ik was eerlijk gezegd behoorlijk gehertraumatiseerd en uitgeput door al die confrontaties.
Enfin, ik kon binnen de praktijk over naar de psycholoog die mij het eerst had gezien en niet overtuigd hoefde te worden van de waarheid van mijn woorden. Zij was getuige geweest in de absurde wending die de hoofdbehandelaar aan mijn verhaal had gegeven en sloeg niet zoveel acht op hem of zijn zogenoemde ‘visie’. Met haar ben ik op enkele vlakken gelukkig wel verder gekomen. Probleem opgelost zou je denken en dat dacht ik ook. Tot een ongelukkige samenloop van omstandigheden er voor zorgde dat op het moment dat we aan mijn trauma in de zorg zouden gaan werken, zij een andere baan bij een andere werkgever vond. En tot mijn schrik en verdriet mededeelde binnen drie weken te vertrekken. Ze adviseerde niet terug te gaan naar de hoofdbehandelaar en heeft geprobeerd me intern zonder al teveel overdracht naar een andere psycholoog bij de praktijk te krijgen.
Dat verliep aanvankelijk zonder moeilijkheden. Het leek wel te klikken met de nieuwe psycholoog en hij nam – heel normaal dus eigenlijk – mijn verhaal voor waar aan. Dat ging echter slechts twee gesprekken goed. Opnieuw werd ik besproken in de teambespreking waarbij de hoofdbehandelaar blijkbaar besloot zich vol terug met mijn behandeling te bemoeien. Voor ik het wist waren de beschrijving van mijn trauma en de diagnoses die ermee te maken hebben, geschrapt uit mijn behandelplan wat verder bol stond van meer onjuistheden en onwaarheden. De gesprekken liepen vanaf dat moment eveneens op niets uit. In plaats van werken aan mezelf, ontstond er enkel nog spraakverwarring en misverstanden over zaken die alleen in het hoofd van de hoofdbehandelaar bestaan. Om uit deze voor mij nogal hopeloze en nare situatie te geraken, heb ik betreffende psycholoog gevraagd of hij – net als zijn voorganger – afstand kon en wilde nemen van de hoofdbehandelaar en zich kon richten op wat ik heb mee gemaakt, mijn problemen en wat ik hem vertelde. Helaas, de hoofdbehandelaar is tevens oprichter van de praktijk en deze psycholoog meende de visie van zijn werkgever niet maar terzijde te kunnen leggen.
Deze keer zag ik wel meteen in dat ik hierdoor hooguit verder de vernieling in geholpen zou worden. Het was tijd dat ik voor mezelf zou kiezen en dus heb ik de behandeling direct gestopt. Vooralsnog heb ik geen alternatief meer over om hulp te vragen. Maar eerlijk gezegd durf en wil ik ook niet meer de hulpverlening in. Onder het mom dat ik vast zou overdrijven, me aan zou stellen, lui zou zijn, mezelf ziek zou denken en zou neigen naar Munchausen (de zelf ziek maken om aandacht te verkrijgen) heeft de huisartsen- en ziekenhuiszorg me van mijn vijfde tot mijn veertigste weggestuurd met wat een progressieve, neurologische spierziekte, forse schade aan mijn zenuwbanen en enkele ernstige aandoeningen meer bleek te zijn. Mijn leven is er bijna elk vlak aangegaan, ik heb er flinke fysieke en emotionele schade aan over gehouden en volgens de zorg mag ik blij zijn dat ik het überhaupt heb overleefd al die jaren. Het is iets wat ik nooit meer mee wil maken. En zeker niet dunnetjes over ga doen in de geestelijke gezondheidszorg vanwege een nitwit die op gebakken lucht besluit dat dit me niet overkomen zou zijn.
Jammer, ik vrees dat dit me nog wel even van de straat zal houden. Hoewel we alweer drie weken verder zijn, houdt het me nog elke dag bezig. Ik ervaar een mengeling van verdriet, verwardheid, spanning en woede omdat ik me opnieuw machteloos gemaakt voel door iemand die geacht wordt hulp en zorg te verlenen. Toch. Ik heb veel erger doorstaan. Het gaat gelukkig over het geheel wel beter met me dan drie jaar geleden. En mijn brein heeft langs de weg geleerd te verwerken, dit zal ik dus ook kunnen verwerken. Daarna zal ik mijn weg wel vinden, ben ik van overtuigd. Laat ik het goede meenemen en de shitzooi van dit traject achter me laten.
Mensen lijken soms te denken dat discussie rond vitamine B12 tekort alleen dat is: een discussie. Waarin de “dat is jouw visie” en “daar kunnen we over van mening verschillen” me nog wel eens om de oren vliegt. Waarbij men soms lijkt te menen dat ik er wel eens wat minder fel in mag staan, het me niet zo persoonlijk aan zou moeten trekken en er ruimte zou zijn voor het sluiten van compromissen. Kortom: alsof het belangrijker is wat mensen doen, zeggen en geloven dan wat de stand van de wetenschap is en degenen die het hardste schreeuwt of het meest sarcastisch uit de hoek weet te komen de discussie ‘wint’.
Buiten dat medische wetenschappelijk vastgestelde feiten geen ruimte kennen voor een discussie op onderbuikgevoelens en paradoxale visies, is het voor mij ook niet zomaar een discussie. Ik heb jarenlang met een ongezien vitamine B12 tekort aan moeten modderen. Daar ben ik even zoveel jaren dood- en doodziek van geweest. Dan hebben we het niet over ‘niet helemaal lekker in mijn vel zitten’ of een ‘dipje’ maar over anderhalf A4 aan gezondheidsklachten. Van structureel verhoging en koorts tot meerdere malen per week diarree, van een huid vol rode, schilferende, verheven en jeukende plekken tot cognitieve problemen, van tintelingen en prikkels in ledematen tot pijn van vastgestelde beschadiging van mijn zenuwbanen en nog veel klachten meer. Uiteindelijk was ik vaak niet meer in staat de conditioner uit mijn haar te spoelen omdat ik mijn armen niet meer kon optillen, kon ik niet op woorden komen en plaatste woorden verkeerd in de zin, smakte ik regelmatig tegen de grond en eindigde ik tweemaal op de hartbewaking met een (gelukkig klein) onverklaarbaar hartaanval.
Na de start met vitamine B12 injecties, zijn – op enige permanente schade na – sommige klachten snel en de overige klachten na verloop van tijd geheel verdwenen. En als er al twijfel had bestaan of dit het positieve effect van de vitamine B12 injecties was; de twee keren dat een arts vanuit een zogenoemde ‘eigen visie’ en gebrek aan kennis de hakbijl in mijn behandeling heeft gezet, keerden de klachten in omgekeerde volgorde dat ze waren verbeterd, simpelweg weer terug. Om de hemel zij dank weer te verbeteren zodra het behandelprotocol terug opgepakt werd. Een resultaat wat niemand bij zijn gezonde verstand af kan doen als placebo effect.
Dus ja, zogenoemde discussie over vitamine B12 tekort en vitamine B12 tekort patiënten trek ik mij zeer zeker persoonlijk aan. Omdat zowel de medische wetenschap achter dit onderwerp als mijn gezondheid geen discussiestuk vormen om een regenachtige zondag middag mee te verdrijven.
Overigens hoeven mensen mij niet op mijn groen/grijze ogen te geloven. Voor informatie kunt u hier en hier terecht. En een rondje pubmed verricht trouwens ook wonderen om kennis bij te spijkeren.